
Het heeft een bruine vacht, met zwarte haarpunten en een lange geschubde staart met een soort kwastje aan het uiteinde. Het lijf lijkt wel wat op dat van een rat, alleen wat plomper. De kop lijkt wel wat op een eekhoorn. De dieren die we nu in Europa als huisdieren kennen, stammen af van een kleine groep degoes die in de 20e eeuw naar Europa gehaald zijn als proefdieren. Degoes werden gebruikt in het onderzoek naar suikerziekte, omdat ze deze ziekte makkelijk ontwikkelen. Vanaf het einde van de jaren tachtig doken de eerste exemplaren als huisdier op in de Benelux. Omdat de degoes die we nu in de dierenzaken vinden allemaal afstammen van een relatief kleine groep, is een tamme degoe kleiner dan zijn in het wild levende soortgenoten. Overigens zijn degoes nooit helemaal tam, ze hebben nog steeds kenmerken uit het wild.
Het is wel mogelijk een degoe handtam te maken, maar het zijn altijd meer dieren om naar te kijken, dan dat het knuffeldieren zijn. Iets dat belangrijk is om over na te denken, indien men ze aan wil schaffen!